woensdag 11 april 2012

Tour of the North


In het paasweekend was ik in Noord-Ierland te vinden, niet om paaseitjes te zoeken maar voor de vierdaagse etappekoers Tour of the North. Als 'gastrenner' kwam ik uit voor mijn (oude) studentenwielervereniging WTOS. Een jaar eerder waren er bij deze koers al legendarische avonturen beleefd door een paar ploegmaatjes, dus voelde ik er wel wat voor om dit jaar ook een poging te wagen. Ook al was het parcours niet op mijn lijf geschreven, dan zou het vast nog wel wat mooie verhalen moeten opleveren.
Het werd in ieder geval een lang verhaal (dus pas op, als je verder leest).

Vrijdag, Proloog-dag

Na een verrotte nacht op een niet al te luxe matras (al mag het de naam matras eigenlijk niet dragen) en met herrie van andere hostel-gasten, maakten we ons vrijdag op om de eerste kilometer in deze mooie etappekoers te gaan afleggen.
Omdat de 1100 meter lange proloog pas ’s avonds om 19:00 uur zou starten, hadden we de hele dag over om niks te doen, uit onze neus te vreten, lamlendig rond te hangen, op bed (althans, daar moet het voor doorgaan) te liggen, een boek te lezen, veel te eten en nog meer niks te doen.
Na zo’n dag niks doen was het dus een eitje om mezelf op te laden om plotseling wel wat te gaan doen. Als vanzelfsprekend verkenden we, na het ophalen van de rugnummers, het parcours, door via een zij-weg bovenaan de heuvel van Stormont te komen. Deze zij-weg was al steil genoeg om ons te doen laten zigzaggen om maar niet om te vallen of achteruit weer van de berg af te rollen. Een extra deuk in de moraal was dus een feit, want we moesten deze heuvel op via de nog steilere oprijlaan naar het parlementsgebouw. Gelukkig leek deze bij het afdalen niet zo steil, en dus heb ik de opnieuw hervonden moraal gespaard door warm te gaan rijden op de Tacx.
De AA stond paraat. Zonder bier.

1100 meter rechtuit, waarvan 500 meter vals plat en 600 meter aan gemiddeld 9% met vlak voor het einde ook nog een rotonde. Nou heb ik wel eens eerder een kilometer tijdrit gereden (op de baan) dus helemaal nieuw voor me was het niet. Mijn ervaring daarmee is dat meestal na 500 meter een mannetje staat met een werkelijk gigantische hamer. Dat was nu niet anders. Al stond het mannetje nu aan de voet van een hellend vlak.

Vooraf had ik in al mijn wijsheid bedacht dat, om te winnen, je hier op het buitenblad omhoog moest kunnen rijden. Aangezien ik bij het afdalen van het parcours zoveel moraal had opgedaan, besloot ik dat het binnenblad vandaag verboden gebied was voor mijn ketting. Deze keuze moest ik bekopen, want ik parkeerde volledig. Om de pijn van het bijna stilstaan op de fiets te vergeten moest ik me concentreren op iets anders.
Uitzicht vanaf de startlijn.

Uit alle macht probeerde ik dus mijn aandacht te verleggen naar mijn jeukende linkerwijsvinger om te voorkomen dat die het kleine hendeltje aan mijn schakelapparaat zou toucheren. Zo vloog de tijd voorbij en kwam ik boven met een hartslag 4 slagen boven mijn max (joepie, nieuwe max), een aanzienlijk aantal verropte longblaasjes, de smaak van bloed in de mond, het gevoel 2 lekke banden te hebben, een trillende linkerwijsvinger en een eindtijd van 2:07,77. Een 67e plek: teleurstellend.


Zaterdag - Klimmen

De dag erna, de kans op revanche. Slapen ging al veel beter (al is het jammer dat je er dan zo vroeg uit moet), het ontbijt ging er prima in, de benen voelden goed en mijn longen hoestte ik er bijna uit door de 1500-meter inspanning van de dag ervoor. Tijdens de auto-rit naar de start kregen we al wat van het parcours te zien, wat mij deed vermoeden dat we hier inderdaad met een heuvel-etappe te maken zouden krijgen. Alleen bleek hetgeen wat wij op de heenweg zagen slechts Noord-Iers vlak te zijn.
Noord-Iers vlak.

Bij het binnenrijden van de start- & finishplaats Rathfriland stuitten we op een gemene kuitenbijter. Gelukkig hoefden we deze niet op te fietsen, want de organisatie had besloten om het stadje vanaf de andere kant te naderen, waar ons een nog steilere klim lag te wachten. Maar goed, die werd voor het laatst bewaard, want eerst moesten er 116 km afgelegd worden met daarin twee klimmetjes.

Nadat de neutralisatie voorbij was (zelden zo relaxt vooraan gereden in een neutralisatie), begon het demarreren. Na een keertje te zijn meegesprongen, teruggepakt en teammaat Wouter bij een ontsnapping te zien zitten, vond ik het wel prima en heb me in het peloton genesteld, waar de collega’s van SwABo het tempo bepaalden.
Zij konden het gat met de kopgroep niet dichten en dus probeerde ik voor de eerste klim, toen het peloton stilviel, een aantal keer te demarreren. Tevergeefs, want bij elke demarrage werd gereageerd, maar niet doorgereden. Voorin het peloton begon ik dus aan de eerste echte klim van de dag, de Spelga dam.
Voorin werd al vrij snel middenin, en niet veel later achterin. Aan diverse kanten werd ik gepasseerd als een hectometerpaaltje. Alle aanmoedigingen van het publiek ten spijt wilde het bij mij niet lukken om ergens aan te pikken. Gelukkig was ik bij het passeren van de top niet alleen. Samen met oud-ploegmaat Tim zette ik de achtervolging op het peloton in, met in ons zog een handvol Ieren die het allemaal wel best vonden.
Als bakstenen vielen we van de berg af en pikten we gaandeweg steeds meer gelosten op. Na een lange achtervolging met maximum snelheid 95,8 km/u (joepie, nieuwe max) sloten we weer aan bij het peloton, dat inmiddels een onoverbrugbare achterstand op de kopgroep had opgelopen.
Vooruit tijdens de tweede klim.

Bij aanvang van de tweede klim van de dag was ik net een beetje hersteld en besloot me niet een tweede keer te laten flessen. Met twee collega’s pakten we iets voorsprong op het peloton, reden we de hele klim een mooi strak tempo en werden we iets over de top weer opgeraapt. Vanaf daar ging het in gestrekte draf richting de finish. Stiekem had ik nog hoop op een goede uitslag in het ploegenklassement door de aanwezigheid van Wouter in de kopgroep. Vooral om die reden wilde ik dus wel vooraan finishen. Dat bleek nog niet mee te vallen, want het laatste klimmetje was zoals eerder genoemd behoorlijk smerig. 600 meter gemiddeld 10%, met uitschieter naar 14%. Onder meer omdat alle rasklimmers al in de kopgroep zaten, kon ik hier nog wel als eerste van het peloton bovenkomen. Jammer dat het voor plek 19 was, maar wel blij vooraan te kunnen eindigen met zo’n aankomst.

Zondag – De vlakke etappe

Pasen, daar trokken we ons weinig van aan. Gekoerst moest er worden! De ploeg had er zin in en er zou vandaag weer een WTOS’er bij de ontsnapping zitten. Althans, dat was het idee. Wat we in het eerste uur, tot aan de eerste beklimming van de dag, ook probeerden, wegblijven wilde niet lukken. Alles werd weer teruggebracht en in een moordend tempo reden we op Lough Fea, een op- en af klim van 6 km, af. Ook daar probeerden we nog voorin mee te doen. Met de top in zicht op een paar honderd meter zat ik zowaar nog goed geplaatst en dacht heel even aan de krat bier die ik van Tim Foppen zou krijgen als ik een King of the Hill sprint zou winnen. De echte klasbakken verstoorden deze droom hardhandig door me weer als een eerder genoemd bordje voor positielokalisatie te laten staan. Met het voor mijn neus wegrijden van het kratje bier, was ook direct een kopgroep van 6 man gevormd. In de afdaling kon ik mijn plek weer vinden in het peloton en kwam daar ook tot de conclusie dat de meeste Ieren beter bergop dan bergaf rijden.
Waaiervorming

Omdat deze etappe op papier het makkelijkst en dus voor mij het belangrijkst was, werkte ploegmaat John zich compleet uit de naad om het peloton weer dichter bij de kopgroep te brengen. Toen hij opgebrand was en er ook hulp vanuit andere hoeken kwam, hadden we nog wel zicht op de kopgroep, maar moesten we tegen die tijd ook voor een tweede maal de klim van Lough Fea op. Ternauwernood wist ik te overleven en me een plek in het voorste peloton te verschaffen.

Om me te kunnen mengen in de eindsprint (en misschien ook wel voor de dagzege) moest ik nog wel een laatste (niet-op de route-kaart genoteerde) klim van 1 km á 8% overleven. Ik overleefde, maar moest wel een parkeerkaartje kopen en een gaatje laten op het peloton. Dat gaatje werd zo 100 meter en ik zag mijn kansen op succes al vervliegen zoals eerder mijn kratje bier al uit het zicht verdween. Gelukkig kreeg ik op dat moment gezelschap van 3 sterke mannen, die bij wijze van uitzondering wél bereid waren samen te werken om terug te komen. Na een achtervolging van 10 km en goed gebruikmakend van de volgwagens die zich al tussen ons en het peloton hadden gevoegd, vonden we weer aansluiting bij het bordje ‘Arriveé 2 km’. Ik werkte me vlot naar voren, want verkenning van de finale had mij geleerd dat na de laatste vervelende bocht nog 400 meter kwamen die lichtjes opliepen en bovendien de wind vol tegen stond. Ik haakte mijn wagonnetje aan bij het treintje van SwABo en kon zo nog een 5e plek wegkapen.

De makkelijkste etappe had alsnog 1050 hoogtemeters, windkracht 4 en niet gecategoriseerde klimmetjes die nog erger zijn dan de Cauberg. Je kunt je voorstellen dat ik wel uitkeek naar de laatste etappe, die op papier nog wel het zwaarste was.


Maandag – De makkelijkste dag

Met de ‘vlakke’ rit van een dag eerder nog in de benen was ik niet erg blij met het routekaartje van de laatste etappe, dat ons vertelde over een 3-tal beklimmingen, met de eerste van de dag al na 15 kilometer. Ik had de laatste dagen gemerkt dat ik niet slecht klim, alleen komt dat pas tot wasdom wanneer we verder in de koers zijn en iedereen is afgemat. Na 15 kilometer kun je daar nog niet echt van spreken, dus was ik de sigaar. Helemaal omdat het klimmen direct vanuit de start begon. Dat we de eerste 5 kilometer van de koers al 200 hoogtemeters voor de kiezen kregen (gemiddeld dus 4%) was op het routekaartje niet te zien.

Het peloton werd in stukken gereden en ik moest me schikken in de derde groep. De mongolenwaaier (onee, geen waaier, want dat kunnen ze niet in Ierland) was nog nooit zo perfect uitgevoerd. Na nog even achtervolgd te hebben was al snel het kansloze imago van deze groep bevestigd. Van wedstrijd-mentaliteit schakelde ik dus over naar toerders-ethos om mezelf maar niet meer te ergeren aan het rijden van mijn lotgenoten.

Wonderwel bleek het weer mee te werken en konden we, met zo nu en dan een flauw zonnetje, lekker peddelen door idyllisch Noord-Ierland. De etappe voerde ons langs de prachtige Noord-Ierse kust en tussen mooie weilanden door. Een perfecte route om een toertocht over te rijden.

De tweede klim van de dag, waarvoor we even van de kust divergeerden, werd ‘en groupe’ opgereden, waarna de afdaling ons weer een uitstekend uitzicht op de Ierse zee gaf. Daar kreeg de etappe een beestachtig karakter. Eerst moesten we een losgeslagen schaap, opgejaagd door twee schapenhonden, zien te ontwijken en even later spotte ik in de baai een zeehond. Toen moest ik toch echt even controleren of er wel water in mijn bidons zat.
Het voordeel van deze ‘laughing group’ was dat ook de 10 kilometer lange, laatste klim van de dag lekker rustig omhoog werd gereden. Het lachen verging ons wel, toen de mannen even later het bordje van de laatste 10 kilometer aangrepen om er alsnog een demarrage-festival van te maken. Wegkomen wilde in het laatste dalende stuk niet lukken en ik liet me in de sprint opsluiten, om uiteindelijk nog als 37e over de streep te komen. Dankzij de dikke 16 minuten die we aan de broek kregen, zakte ik in het eindklassement naar een 36e plek.
En zo sloot ik de Tour of the North af met de makkelijkste dag, die het zwaarste had moeten zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten