donderdag 29 april 2010

Confrontatie met de chronometer

Deze week was de laatste woensdag van de maand. Traditiegetrouw werd er dus een 10 kilometer tijdrit verzorgd door WTOS. Om het smoezenbal te openen: een tijdrijder ben ik niet (net zoals ik niet tot de categorie klimgeiten behoor), en zal ik waarschijnlijk ook niet zo snel worden. Ik heb een chronische afkeer tegen langdurig pijnlijden. Met schaatsen hoeft het voor mij niet langer te zijn dan 1 kilometer. Bij het fietsen kan ik het verval wat langer uitstellen, tot ongeveer 2 á 3 kilometer.

Waarom dan in vredesnaam een 10 kilometer? Het kan onder de noemer “inhoud kweken”, dan wel "hardheid opdoen" geschaard worden. Immers als ik hier een dik kwartier op mijn omslagpunt kan rijden moet dat het leven in de koers ook wat aangenamer kunnen maken. Maar misschien heb ik nog wel het meeste last van bewijsdrang. Ik wil mezelf testen. Een kat op het spek maakt rare sprongen zullen we maar zeggen.

Voorbereidingen? Opzetstuurtje op de koersfiets gemonteerd, in het snelpak schieten en overschoentjes over de schoentjes. Vind het al wat overdreven voor een eerste tijdrit, maar je wilt uiteindelijk ook wel weer goed voor de dag komen.

Naar de start met een omweg om zo de hartslag en longfunctie alvast voor te bereiden op wat komen gaat. Omdat ik nog niet eerder een tijd had geklokt mocht ik het spits afbijten (of het asfalt voorverwarmen voor de kanonnen achter me).

Bij de start word me gevraagd wat mijn streeftijd is. Ehhh... als ik onder de 16 minuten kom ben ik wel tevreden antwoord ik zonder dat er erg veel vertrouwen uit klonk. Meer nog dan het focussen op een tijd was ik bezig geweest met de indeling van mijn race tegen die tijd.

3, 2, 1, start... Ik zet aan en binnen 100 meter kan ik mijn race-indeling al bijna vergeten. Prut, weer te hard vertrokken. Het leven van een sprinter is lastig. Maar snel gaan liggen op het stuur en proberen met een goede cadans rond de 38 km per uur te rijden.

Nog voordat ik een kwart van het parcours heb afgelegd hijg ik al als een paard. Maar verkeerd gaat het niet. De hartslag ligt 5 slagen boven omslagpunt en de snelheid en cadans blijven redelijk vlak.

Vlak voor het keerpunt een slokje van mijn bidon. Toen merkte ik ook direct hoe slecht ik gefocust was, omdat ik door had dat ik 2 bidons had meegenomen. Extra gewicht en weerstand, zonde. Waar je al niet aan denkt tijdens het afzien...

Na het draaien volle bak aanzetten om direct een bruggetje over te komen. Aii, dat doet wel pijn in de benen. Snel maar weer gaan liggen op het stuur en omwentelingen maken. Gelukkig nu wel een lichte wind schuin in de rug. Er kan dus een tandje bijgeschakeld worden.

Nu ligt de snelheid rond de 42 per uur. Het gaat echter wel steeds meer pijn en doen en af en toe zakt de cadans iets weg. Ik moet mezelf echt dwingen om te blijven duwen en trekken aan de pedalen. Het omzeilen van de hobbels in de weg is er al niet meer bij.

De laatste honderden meters kan ik de finish zien. Mijn debuut op de 10 kilometer zit er bijna op. Ik voel dat er niks extra’s meer in de tank zit, maar de snelheid blijft constant. Dat is in ieder geval een teken dat ik de rit goed heb ingedeeld. Eindtijd: 15:06.84 (39,7 km/u). Tevreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten